Jurisprudentie
BG1058
Datum uitspraak2007-11-21
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers89316 / KG ZA 07-311
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers89316 / KG ZA 07-311
Statusgepubliceerd
Indicatie
Buitendienstmedewerker van illegale schuldbemiddelaar schrijft zich als eigenaar van een eenmanszaak in het handelsregister in; gehouden tot restitutie van hetgeen onverschuldigd is betaald? Bewijskracht van vrijspraak van oplichting/verduistering.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 89316 / KG ZA 07-311
Vonnis in kort geding van 21 november 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats, gemeente],
opposant, hierna mede te noemen [eiser],
procureur: mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat: mr. M. van Hunnik te Barneveld,
tegen
[verweerster],
wonende te [plaats],
geopposeerde, hierna mede te noemen [verweerster],
advocaat: mr. J.H.F.M. van Rijswijck te Arnhem.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 oktober 2005,
- het verstekvonnis, op 11 oktober 2005 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder rolnummer 72878 / KG ZA 05-266 uitgesproken tussen [verweerster] als eiseres en [eiser] als niet verschenen gedaagde,
- de verzetdagvaarding van 26 oktober 2007,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 17 april 2003 is het bedrijf [naam bedrijf] (hierna: [bedrijf]) met medewerking van [eiser] in het handelsregister geregistreerd als een door hem en voor zijn rekening en risico gedreven eenmanszaak. Vóór 17 april 2003 was [eiser] al werkzaam bij [bedrijf] en stond de onderneming op naam van de [eigenaar bedrijf] (hierna: [eigenaar bedrijf]) als eigenaar en exploitant.
2.2. [eiser] was vooral werkzaam in de buitendienst, waarin hij toekomstige cliënten bezocht en heeft [eigenaar bedrijf] en de op het kantoor van [bedrijf] werkzame [werkneemster bedrijf] vervolgens een algemene machtiging verstrekt voor alle financiële transacties van [bedrijf]
2.3. [bedrijf] hield zich bezig met schuldbemiddeling, inhoudende dat cliënten van [bedrijf] maandelijks bedragen aan haar dienden te voldoen, die door [bedrijf] zouden worden doorbetaald aan de schuldeisers van haar cliënten.
2.4. Op 11 maart 2003 heeft [bedrijf] een dergelijke overeenkomst gesloten met [verweerster].
2.5. [bedrijf] heeft nimmer een door [verweerster] aan haar betaald bedrag overgemaakt naar een schuldeiser van [verweerster].
2.6. Op 3 oktober 2005 heeft [verweerster] [eiser] in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank, waarbij [verweerster] een bedrag van EUR 6.000,00 met rente en kosten vorderde van [eiser] wegens onverschuldigde betaling ten gevolge van nietigheid van de schuldbemiddelingsovereenkomst.
2.7. Bij verstekvonnis van 11 oktober 2005 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van [verweerster] toegewezen.
2.8. Op 29 november 2005 is de inschrijving van de onderneming in het handelsregister doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.
2.9. Bij vonnis van 27 oktober 2006 heeft de meervoudige strafkamer van deze rechtbank [eiser] vrijgesproken van oplichting en verduistering ten aanzien van andere cliënten van [bedrijf] ([verweerster] was niet in de tenlastelegging vermeld).
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. opposant zal ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2005 met rolnummer 72878 / KG ZA 05-266 en tussen geopposeerde als eiser en opposant als gedaagde gewezen, en het vonnis zal vernietigen;
2. geopposeerde alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans deze als ongegrond zal afwijzen;
3. geopposeerde zal veroordelen in de kosten van dit verzet en dit geding.
3.2. [verweerster] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gesteld noch gebleken is dat het verzet niet tijdig of op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat door [verweerster] ten onrechte althans zonder rechtsgrond betaling van een bedrag wordt (terug)gevorderd, nu [eiser] nimmer heeft deelgenomen aan en niet op de hoogte was van de malafide praktijken van [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] binnen [bedrijf] [eiser] voert hiertoe aan dat hij op aandringen van [eigenaar bedrijf] [bedrijf] op zijn naam heeft laten inschrijven, maar dat [eigenaar bedrijf] feitelijk de zeggenschap hield. [eiser] stelt dat hij bewust onwetend is gehouden en gebruikt is als dekmantel voor de door [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] gepleegde oplichting. Voorts stelt [eiser] dat hij in de strafzaak in tegenstelling tot [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] is vrijgesproken van oplichting en verduistering ten nadele van cliënten van [bedrijf] Nu [eiser] zelf niet aantoonbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens cliënten van [bedrijf] en hij niet op de hoogte was van het onrechtmatig handelen van [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf], acht hij zich niet aansprakelijk voor de vordering van [verweerster].
4.3. Ten eerste dient beoordeeld te worden of [verweerster] met recht de nietigheid van de overeenkomst heeft ingeroepen dan wel met recht de overeenkomst heeft vernietigd. Ingevolge artikel 47 van de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) is schuldbemiddeling verboden. Nu [eiser] niet heeft betwist dat [bedrijf] een overeenkomst tot schuldbemiddeling met [verweerster] heeft gesloten, is voldoende aannemelijk geworden dat de overeenkomst in strijd is met artikel 47 WCK. Blijkens het bepaalde in artikel 3:40 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek leidt dit slechts tot vernietigbaarheid van de overeenkomst, nu artikel 47 WCK strekt ter bescherming van één partij, in dit geval [verweerster].
Bij brief van 20 mei 2005 is namens [verweerster] de overeenkomst met [bedrijf] vernietigd. Nu als onweersproken vast staat dat [verweerster] EUR 6.000,00 aan [bedrijf] heeft betaald op basis van de vernietigde overeenkomst, is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter
– later oordelend – [verweerster] een vordering uit onverschuldigde betaling zal toewijzen. De vraag is slechts of dit ook tegen [eiser] zal gebeuren, die toewijzing tegen [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] meer voor de hand vindt liggen.
4.4. Vast staat dat [bedrijf] vanaf 4 april 2003 naar buiten toe op naam stond van [eiser]. [eiser] heeft de voor het handelsregister bedoelde overschrijving van [bedrijf] op zijn naam ondertekend. Voorts heeft [eiser] eigenhandig een machtiging verstrekt aan [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] voor het – op naam van [eiser] - verrichten van alle financiële transacties binnen [bedrijf] [verweerster] heeft in goed vertrouwen bedragen overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf], waarvan [eiser] het beheer uit handen had gegeven aan [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf]. Dat [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf] misbruik hebben gemaakt van deze machtiging, mag niet voor rekening van [verweerster] komen. [eiser] was in het handelsregister ingeschreven als eigenaar van [bedrijf] en [verweerster] vordert dan ook met recht de betalingen bij hem terug. De stelling van [eiser], dat hij niet op de hoogte was van de oplichting door [eigenaar bedrijf] en [werkneemster bedrijf], doet aan zijn aansprakelijkheid als eigenaar van [bedrijf] niets af.
4.5. Dat [eiser] strafrechtelijk is vrijgesproken van oplichting en verduistering, doet aan zijn civielrechtelijke aanspreekbaarheid in deze niets af. Artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kent aan vrijspraken (bij [eiser] is kennelijk strafrechtelijk opzet niet bewezen geacht) geen dwingende bewijskracht toe. De stelling van [eiser], dat [bedrijf] nog niet op zijn naam stond op het moment dat [verweerster] de overeenkomst met [bedrijf] sloot, treft evenmin doel, nu [eiser] als rechtsopvolger onder algemene titel gold van de vorige gerechtigde tot de eenmanszaak. De meeste betalingen zijn overigens nadien binnengekomen.
4.6. Aangezien [verweerster] haar vordering in de oorspronkelijke dagvaarding heeft gebaseerd op onverschuldigde betaling, kunnen de verweren van [eiser] betreffende wanprestatie en onrechtmatige daad onbesproken blijven.
4.7. [verweerster] heeft de stelling van [eiser], dat [verweerster] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat zij na het vonnis van 11 oktober 2005 geen executiemaatregelen heeft genomen, gemotiveerd weersproken. [verweerster] heeft aangevoerd dat de deurwaarder heeft geprobeerd het vonnis te executeren, maar dat er geen verhaalsmogelijkheden waren bij [eiser]. [eiser] heeft deze stelling niet, althans onvoldoende weersproken. Daar komt bij dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat hij enkele malen is verhuisd zonder zich in te schrijven op zijn nieuwe adres, wat het nemen van executiemaatregelen bemoeilijkt.
[verweerster] heeft daarentegen – onweersproken – gesteld dat zij een inkomen op bijstandsniveau heeft en in een zorgwekkende financiële situatie verkeert.
Gezien het vorenstaande heeft [verweerster] spoedeisend belang bij haar vordering. [eiser] heeft de – door [verweerster] betwiste – stelling dat er een restitutierisico bestaat aangezien [verweerster] bezig is met schuldsanering onvoldoende onderbouwd, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan – ook omdat onweerlegbaar is dat haar betalingen hem ten goede zijn gekomen, waaraan niet afdoet dat hij de controle erover uit handen had gegeven.
4.8. Gelet op het vorenstaande zal het verstekvonnis van 11 oktober 2005 worden bekrachtigd.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 62,75
- in debet gesteld vast recht 188,25
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. bekrachtigt het vonnis van 11 oktober 2005 met zaaknummer
72878 / KG ZA 05-266;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten in de verzetprocedure, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op EUR 1.067,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.922 ten name van arrondissement Zutphen onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2007.